Na deze oefening worden er groepjes van twee gemaakt om de praktijkopdracht vorm te geven die we samen op straat gaan uitvoeren. Eén van de medecursisten, een jonge man, komt naar me toelopen en stelt zich voor als Edwin en vraagt of ik het leuk vind om samen met hem de oefening op straat te doen. Hij vertelt dat hij vanuit zijn werk als postbode wel vaker op straat mensen aanspreekt. Dat stelt me enigszins gerust en ik besluit samen met hem een groepje te vormen.
We besluiten om naar het dichtbij gelegen verzorgingstehuis te gaan, omdat dat het beste bij ons aansluit. Wij hebben allebei wel affiniteit met ouderen en voelen ons bij hen op ons gemak. Aangekomen bij het verzorgingstehuis, zien we bij de ingang een oude man lopen met een rollator. Wij kijken elkaar aan met de vraag in ons hoofd: Zullen we met deze persoon een praatje maken? Het doel van de oefening op straat was om iemand te bemoedigen en voor de persoon een gebed uit te spreken als daar de mogelijkheid voor zou zijn.
Edwin neemt gelukkig het voortouw en spreekt de man aan. Ik hoor hem zeggen: “Hoe is het met u, meneer, is het niet een beetje fris om nu buiten te lopen?” Met een brede glimlach op het gezicht zegt de oude man: “Absoluut niet! Ik ben wel meer gewend. Ik ben namelijk vroeger postbode geweest!” Dan is er geen houden meer aan … Wat is dit nu weer? Een oude en een jonge postbode, gekker kan het niet worden. Het gesprek loopt dan ook als een vliegende postduif, als je het zo zou mogen uitdrukken. Tijdens dit gesprek voel ik diep vanbinnen een bewogenheid voor deze man in me opborrelen. Niet heel sterk, maar het is er. Ik schraap al mijn moed bij elkaar en vraag de man of ik nu voor hem mag bidden. Dat is namelijk wat je je persoonlijk hebt voorgenomen te willen doen tijdens deze oefening op straat: voor één iemand bidden. De man zegt dat dat goed is. Oh, denk ik even…, dat gaat makkelijk!? Samen spreken we een kort gebed uit voor deze man en zegenen hem in de naam van Jezus. De man bedankt ons hartelijk met een stevige handdruk. Terwijl we samen verder lopen, roept de man ons nog achterna: Heel erg bedankt, hè! En zwaait ons na, totdat hij uit het oog verdwenen is.
Teruglopend naar de trainingslocatie, hebben we het er onderweg de hele tijd over. Wat is er zojuist nu allemaal gebeurd!? Kippenvel staat op mijn rug en een gevoel van vreugde en opwinding, zoals ik niet eerder heb ervaren, gaat door mijn binnenste.
Helemaal happy vertellen wij aan de rest van de medecursisten wat er allemaal is gebeurd. Dat dit alles wel door God gearrangeerd moet zijn. We wisten precies wat we mochten vertellen en zijn zelfs uitgestapt in gebed. Dit hebben we beiden nooit van onszelf verwacht, dat we dat zouden doen!
Ik hoor de andere ervaringen en getuigenissen van de deelnemers aan en verwonder me des te meer over de mooie verhalen en samenloop van omstandigheden. Dit kan echt niet toevallig zijn! Dit is echt! Dit is God!
Helemaal vol, blij en opgetogen fiets ik als een veertje weer naar huis. Al biddend op mijn fiets, vraag ik God om een nieuwe ontmoeting met Hem en met iemand anders. Ik heb eraan geproefd en gevoeld dat dit iets is waarvoor ik geschapen ben. God werkend in mij en door mij. Hier wil ik meer van en hier moeten de mensen in mijn gemeente meer van weten. Dit is goed, dit is God!